[20211022] Kernenergie zal nooit ‘de wereld redden’, alleen de sector beweert dat

Als de groene partijen in de federale regering De Croo nu nog niet door hebben dat ze gaan verraden worden op het einde van deze legislatuur, zijn ze koppig, naïef of machtswellustig. Een andere mogelijke verklaring is er niet. De lobbying om kernenergie tot ‘groene energie van de toekomst’ te verklaren, is volop bezig, getuige het artikel ‘Kan kernenergie de wereld redden?’ in De Standaard. Dit is een voorbeeld bij uitstek van indirecte lobbying via schijnbaar neutrale berichtgeving.

Lode Vanoost reageert in De Wereld Morgen (22 oktober 2021) op een artikel in De Standaard dat de kernenergielobby uitgebreid aan het woord laat en doet uitschijnen dat kernenergie essentieel is om de klimaatverandering tegen te gaan. Het lijkt wel de jaren tachtig revisited, toen kernenergie – ondanks heel wat kritiek en protest – ook al de hemel werd ingeprezen. Alsof de problemen met kernafval of met de veiligheid (van mogelijke ongevallen tot een potentieel doelwit voor aanslagen) miraculeus opgelost zijn. Het zijn nochtans zaken waar de sector ook vandaag geen antwoord op kan geven, simpelweg omdat dat antwoord er niet is. Bovendien zwijgt de sector zedig over het feit dat kernenergie al decennia een zwaar gesubsidieerde sector is, waar meer geld naartoe gaat dan naar alle duurzame alternatieven samen.
De strategie van de kernlobby is duidelijk: blijf twijfel zaaien over de haalbaarheid van alternatieven en zet jezelf met leugens en verdraaingen in de markt als het enige echte duurzame alternatief dat zekerheid kan bieden. Zo was het in de jaren tachtig en zo lijkt het vandaag nog steeds te lopen. Met als gevolg dat de noodzakelijke energietransitie nog maar eens pas op de plaats moet maken.

Het artikel ‘Kan kernenergie de wereld redden’ in De Standaard van 22 oktober 2021 is een schoolvoorbeeld van indirecte lobbying via een ogenschijnlijk objectief verslag. De titel is om te beginnen al fout. Kernenergie heeft nog nooit de wereld ‘gered’. Een objectieve titel zou kunnen zijn ‘Kan kernenergie de energiehonger van de westerse wereld redden’. Een groot deel van de bevolking van die ‘wereld’ leeft ondertussen nog steeds in energie-armoede (reken daar de ‘derde wereld’ in eigen land bij, de armoede van de ‘vierde wereld’). Op de frontpagina van de vrijdagkrant wordt het artikel aangekondigd met een nog meer suggestieve titel: ‘En plots moet kernenergie de wereld redden’, alsof het hier over een recent verkregen nieuw inzicht zou gaan. Op de frontpagina en bij het artikel prijkt tevens eenzelfde fotomontage die een landschap met elektriciteitspylonen en het bekende icoon van de kernenergie als rijzende zon toont. Het werd al door talrijke onderzoeken bevestigd: een groot deel van de krantenlezers (en gebruikers van andere media) beperkt zich tot het lezen van titels, een paar intro’s en tussencitaten en leest gemiddeld hoogstens één à drie artikels in een krant echt volledig. Titels zijn met andere woorden niet onschuldig, meer nog als blijkt dat de boodschap in het artikel heel wat genuanceerder is en soms zelfs de titel tegenspreekt.

Het is de sector van de kernenergie al langer duidelijk dat kernenergie alleen kan bestaan en overleven met massa’s belastinggeld. Dat is altijd zo geweest. Het fundamentele onderzoek, de ontwikkeling en bouw van de kerncentrales, de beveiliging, de verzekeringskosten, de afbraakkosten, de kernafval, voor al deze factoren kon/kan de sector altijd rekenen op gulle overheidssteun. Kernenergie is desondanks altijd duur geweest en heeft nooit een oplossing gevonden voor het eindprobleem van de eigen afval. Bovendien heeft de sector kunnen bedingen dat ze niet zelf financieel verantwoordelijk zijn voor de schade van eventuele kernrampen.

Hierna een aantal citaten uit het artikel gevolgd door eigen commentaar:

‘De stijgende gasprijzen zetten de energierekeningen van burgers onder druk. Daarom moeten we dringend werk maken van koolstofarme energie die bewezen heeft dat ze de energieprijzen stabiel kan houden en de bevoorrading kan verzekeren.’.

Deze uitspraak is van Simone Rossi, CEO van het Franse staatselektriciteitsbedrijf EDF, een bedrijf dat nog steeds volop investeert in kernenergie – grotendeels met overheidssubsidies. Dat kernenergie koolstofarm is, maakt het nog geen groene energie, zie de kernafval, de enorme kosten van de afbraak van oude centrales, kosten die door het bedrijf volledig gelaten worden aan de Franse overheid, concreet de Franse belastingbetaler (terwijl grote bedrijven als EDF zelf nauwelijks belastingen betalen). Dat de kernenergiesector ‘de energieprijzen stabiel kan houden’  is bovendien onvolledig. Eerder hoort daar te staan: ‘stabiel hoog kan houden voor de gewone verbruiker, de zelfstandigen en de kleine ondernemers, stabiel laag voor de grote bedrijven’. Zeer relevant is dan ook het volgende citaat in het artikel, dat niet in verband wordt gebracht met het eerste:

‘EDF heeft bovendien bedongen dat het 35 jaar lang een vaste elektriciteitsprijs krijgt die hoger ligt dan de prijs op de groothandelsmarkt’, zegt Joannes Laveyne, onderzoeker aan het Laboratorium voor Elektrische Energietechniek van de UGent.’

Zeer herkenbaar, een enorm bedrijf dat zichzelf verkoopt als privébedrijf krijgt 35 jaar lang de garantie op winsten, wat de economische evolutie ook mag zijn. Zo houdt dit bedrijf dus de prijzen ‘stabiel’. Dit is wat je noemt een kanjer van een cirkelredenering. Eerst zorg je ervoor dat je gegarandeerd vaste ‘stabiele’ prijzen mag aanrekenen, vervolgens beweer je dat je bewezen (hebt) dat ze de energieprijzen stabiel kan houden’. Maar goed, de redding is nabij. De grote kerncentrales zijn passé. Ze zijn te duur in aanbouw, in exploitatie én in afbraak. Over dus naar de oplossing, kleine kerncentrales. Er wordt aan gewerkt:

‘Een consortium onder leiding van Rolls-Royce denkt aan de bouw van zestien kleine reactoren in het noordwesten van Wales, waar in 2015 een grote kerncentrale de deuren sloot … ‘Het is duidelijk: SMR’s1 zijn hot in energieland. De minireactoren zouden een oplossing moeten bieden voor de problemen van de grote kerncentrales.’

Een enorm privé-bedrijf als Rolls Royce2 dat alleen bestaat dankzij massale overheidssubsidies die die naam niet mogen hebben, mag de leiding nemen om een technologie te ontwikkelen die ze zelf zal leveren. Het eigenbelang dat dit bedrijf (en de andere in het consortium) heeft met een keuze voor de kleine SMR-minicentrales zou in een normale wereld voldoende moeten zijn om eender welk ‘advies’ of ‘studie’ van deze bron zeer sterk in twijfel te trekken. Rolls Royce is echter niet de enige die hierin ‘gelooft’.

‘… ook Bill Gates gelooft er sterk in. Het bedrijf Terrapower, dat hij in 2008 oprichtte, heeft zelfs een eigen concept ontwikkeld dat nog andere voordelen heeft. Zo moet de centrale op verschillende soorten brandstof kunnen draaien, waaronder het afval van andere nucleaire installaties. Ze zou ook minder afval produceren en ze kan ondergronds gebouwd worden.’ ‘Ook de Amerikaanse regering ziet brood in het project. Zij stopte Terrapower 80 miljoen dollar toe, waardoor het bedrijf een demonstratiemodel kan bouwen in Wyoming.’

Eenzelfde vaststelling. Een miljardair, die zo goed als geen belastingen betaalt, krijgt zelf belastinggeld om een concept te ontwikkelen waar het eigen bedrijf later mooi kan aan verdienen. De naam die Gates voor zijn bedrijf koos is zonder meer geniaal ‘Terrapower’, kracht van de aarde. ‘Business as usual‘ klonk blijkbaar niet zo goed. Aan deze aanpak is niets vernieuwend. Integendeel, het gul subsidiëren (openlijk of verdoken via veel te dure overheidsaankopen) van de ontwikkeling van elke naoorlogse technologie, van jet-motoren over computertechnologie tot het internet (en kernenergie!) is altijd al de vaste methode geweest waarmee de VS (Groot-Brittannië en Frankrijk) hun technologische superioriteit wisten te verzekeren. Eenmaal die technologie voldoende was uitgetest werd ze overgelaten aan de privésector, die anders nooit zou overwegen om hier tientallen jaren in te investeren zonder zekerheid over mogelijke rentabiliteit. Maar er is ook ‘kritiek’:

‘De vraag is natuurlijk of Gates de zaken niet te rooskleurig voorstelt’ … ‘We moeten zeker verder investeren in onderzoek’, zegt Laveyne.’

Onderzoekscentra die gespecialiseerd zijn in R&D van kernenergie zijn al evenmin neutrale observatoren in deze kwestie. Het meest giftige propagandavenijn zit verborgen in deze korte zin:

‘Met andere woorden: deze reactor slaat veel argumenten van de tegenstanders van kernenergie uit handen’.

Dat doet deze nieuwe technologie helemaal niet, integendeel, het bevestigt zelfs het fundamentele probleem van kernenergie. Een objectieve omschrijving zou zo kunnen klinken: ‘deze reactor zou misschien ooit een aantal argumenten van de tegenstanders van kernenergie uit handen kunnen slaan, maar het is nog veel te vroeg om daar nu ook maar iets in die richting over te beweren’.

Het artikel bevestigt vervolgens lukraak het conservatieve economische dogma:

‘Maar dan blijft nog altijd het argument van het klimaat en de enorme behoefte aan energie. Die zal alleen maar toenemen.’

Dit is niet meer of niet minder dan beweren dat elk onderzoek dat een verminderde noodzaak aan energie nastreeft overbodig is. Toename staat immers in de sterren geschreven. Overigens zijn het niet de burgers, maar de bedrijven die steeds maar meer energie willen en zo goedkoop mogelijk. Het zijn echter wel de burgers die gevraagd (nu, ja ‘gevraagd’) zullen worden om de rekening te betalen.

Nogmaals Bill Gates, de man die miljardair kon worden dankzij de slimme commercialisering van een product dat meer dan dertig jaar werd ontwikkeld op kosten van de Amerikaanse belastingbetalers voor hij het risicoloos overnam, over een rapport van het MIT3, een universiteit die leeft van de militaire subsidies voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën (zoals het internet):

‘Alle goedkoopste routes omvatten een schone en altijd beschikbare bron, zoals kernenergie’.

De ‘duizend scenario’s voor de route naar nul (= koolstofvrije) in de VS’ in het onderzoek waar hij naar verwijst, klinken zeer wetenschappelijk, maar het zijn stuk voor stuk variaties op het dogma dat andere vormen van energieproductie onderbelicht houdt.

‘Toch is er iets voor te zeggen om energie te beschouwen als een vorm van openbare dienstverlening die gefinancierd wordt met belastinggeld’, aldus nogmaals Laveyne.

Dat klinkt behoorlijk links, de PVDA en andere linkse partijen in Europa pleiten hier ook voor, zij het met enige nuanceverschillen. Bedoelt Laveyne een nationalisatie, waarbij de winsten voortaan herverdeeld worden aan de gebruikers, de gewone burgers, of zoals nu aan de grote bedrijven? Bovendien, dit is een pleidooi om verder te doen zoals het altijd al geweest is. De hele energiesector bestaat enkel dankzij tientallen jaren overheidssubsidies, fiscale voordelen, winstgaranties en ontheffing van elke betekenisvolle schadevergoeding bij kernrampen.

‘Er is nog een argument pro kernenergie. Het maakt Europa minder afhankelijk van autoritaire leiders als Vladimir Poetin’.

Dat Poetin een autoritaire leider is, hoeft geen betoog. Maar het is even waar dat Rusland de exportdeviezen van zijn aardgas broodnodig heeft en dus geen enkel belang heeft om zijn voornaamste aankoper in de EU te saboteren. De geschiedenis van zowel de Sovjet-Unie als Rusland heeft daarnaast voldoende aangetoond dat beide systemen hun contracten altijd nauwkeurig respecteerden. Dat gebeurde niet omdat de Sovjet-Unie en Rusland geleid werden/worden door zeer betrouwbare leiders, maar omdat die leiders gewoon geen keuze hebben. Zij hadden/hebben alle belang bij een stabiele verkoop van hun aardgas. Bovendien is het argument van ‘afhankelijkheid van autoritaire leiders’ ook om andere redenen bijzonder schijnheilig. De EU haalt nu toch ook het overgrote deel van zijn aardolie bij de Golfstaten, allen geleid door regimes waarvan het autoritaire karakter dat van Rusland ver overstijgt. Waar het op neerkomt is dit: de sector van de kernenergie (wat in dit artikel ook ‘energieland’ heet) heeft begrepen dat een halsstarrige verdediging geen bijval meer geniet bij de bevolking. Daarom dit discours dat de zaken voorstelt alsof de sector nu eindelijk ook overtuigd is dat andere vormen van energieproductie ‘essentieel’ zijn.

‘Groene stroom’, nuttig maar niet essentieel

Dit is een strategische zet, bedoeld om de eigen sector mee te zuigen in het groene discours. Op de dag dat de Belgische federale begroting bekend werd gemaakt, stelden tien EU-regeringen, onder leiding van Frankrijk, voor om kernenergie voortaan als ‘groene energie te erkennen’. Voorbij is dus de tijd dat de sector zichzelf bleef voorstellen als de ‘kern’ (excusez le mot) van het energiegebeuren, als dé oplossing voor alles. Voortaan is kernenergie een deel van het grotere groene geheel. Waar het uiteindelijk op neerkomt is dat kernenergie moet blijven. Daar gaat dit artikel dan ook over. Het wordt zeer clever verwoord in deze zin: ‘Kernenergie blijft nuttig, maar niet essentieel’. Dat is kernenergie nooit geweest. ‘In 2019 dekte ze nog altijd maar 11 procent van de wereldwijde energieconsumptie’. De nieuwe strategie gaat er met andere woorden om dat percentage in stand te houden, anders gezegd, om alles te laten zoals het is.

Nogmaals, er is ook kritisch commentaar:

‘We moeten opletten dat het debat over kernenergie de focus niet wegneemt van waar het écht over moet gaan: grootschalige investeringen in hernieuwbare energie, in energiebesparing en in het flexibel maken van ons verbruik. Ik heb het gevoel dat veel politieke tegenstanders van kernenergie niet echt wakker liggen van de echte uitdagingen in de strijd tegen klimaatverandering.’

Zonder meer geniaal, een volledige omkering van de argumentatie. Niet de verdedigers van de kernenergie maar de tegenstanders worden de fanatici die niet eens begaan zouden zijn met de klimaatverandering.

Er is in heel dit artikel nog een onderliggend thema dat totaal onbesproken blijft, de reële machtsverhoudingen. Het lijkt in dit artikel of voor- en tegenstanders met gelijke wapens strijden. Dat is manifest niet het geval. De kernenergiesector beschikt over miljarden om zijn project door te duwen onder meer via lobbying bij de EU-instellingen. De alternatieve bewegingen hebben die middelen niet. Het is al zovele malen eerder gezegd. Als al het geld dat in onderzoek en ontwikkeling van kernenergie werd gestoken en – als het van de onderzoekers als Laveyne afhangt – nog zal worden gestoken, twintig-dertig jaar geleden reeds was ingezet voor de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen en van energiebesparing, dan zouden bedrijven vandaag veel minder energie verbruiken en zouden honderdduizenden woningen energie-arm zijn. Als het van de in dit artikel geciteerde bronnen afhangt, blijft alles bij het oude.

Het artikel circuleert reeds via de sociale media als voorbeeld van ‘energietransitie’. Of de krant en de geciteerde wetenschapper bewust of onbewust meedraaien in deze propaganda-oefening is irrelevant. Het gebeurt.