Een dag uit het leven van een duizendjarige boom

(reportage van Wouter Woussen)

Op een berg in het noorden van Griekenland staat een boom die de bloeitijd van het Oost-Romeinse Rijk heeft meegemaakt. Voor zover bekend is hij de oudste boom van Europa. Traagheid en stilstand, het geheim van een uitzonderlijk succesvol leven.

De oudste boom van Europa, een den van meer dan 1.081 jaar oud, staat op een berg in het noordwesten van Griekenland, op een paar uur wandelen van het herdersdorp Samarina. Zijn stam, met een doorsnee van twee meter, is gedraaid alsof hij in zijn duizend­jarige bestaan traag om zijn as is gewrongen. Zijn wortels liggen als vervlochten wurgslangen om zijn voet. Een deel van zijn kruin is afgestorven. Naargelang de stemming van de waarnemer lijken zijn dode, omhoogstekende takken, begroeid met slierten grijsgroen mos, op een extravagante kroon of op ontvleesde klauwen die in de lucht grijpen. Een stel kuifmezen foerageert schichtig door de lagere takken. Over de stam lopen mieren langs vaste routes op en neer. Een deel van de schors is verdwenen, waardoor een strook grijs, verweerd hout zichtbaar is. Het ontschorste hout voelt zachter aan dan het eruitziet. Uit kleine gaten en scheuren loopt zoet geurend hars, met een traagheid die goed past bij een duizendjarig wezen.

Apollovlinders

De berg waarop de boom staat, heet Smolikas en is met zijn 2.637 meter de op een na hoogste van Griekenland. Hij ligt zo dicht bij de Albanese grens dat je telefoon er soms per ongeluk op een Albanees netwerk zit. De oostelijke flank, waarop de boom staat op zo’n 2.000 meter hoogte, is niet heel steil, behalve waar ze door riviertjes is ingesleten. Aan de zuidkant gaapt een diep ravijn met een weids uitzicht over bergen en dalen. Op een middag in augustus is het op de berg zo stil dat je de vleugelslag hoort van apollovlinders, die laag boven de grond per twee langs bloeiende distels patrouilleren. Uit een boomtop klinkt de zang van een kruisbek, een forse vink die met een gekruiste snavel denappels verknipt om bij de pitten te komen. Onzichtbaar op de bergtop roept een raaf.

De duizendjarige Bosnische den (Pinus heldreichii) staat omringd door soortgenoten, telkens op een respectabele afstand van tientallen meters, ­levende en dode door elkaar. Andere boomsoorten staan er niet. De grond rond de boom ligt bezaaid met grote stenen, waarop een argeloze wandelaar ­gemakkelijk een enkel verzwikt. De aarde heeft de kleur van rode oker. Waar de rotsen gebroken zijn, of waar wind en regen het rode stof eraf hebben gewassen, zijn ze donkergroen. Het glooiende decor, met veel open ruimte en hier en daar een monumentale boom, lijkt in een eerste oogopslag geen onherbergzame wildernis, maar een landschapspark dat ­gemaakt is op de schaal van formidabele ­wezens die soms met bomen gooien. Op een paar tientallen meters van de duizendjarige den ligt een geveld exemplaar, waarvan de getorste stam nog altijd de beweging uitbeeldt waarmee hij ooit door erosie of een storm is neergekwakt. Omdat het zware, van hars doortrokken naaldhout op deze hoogte nauwelijks vergaat, kan dat eeuwen of zelfs duizenden jaren geleden zijn. Onderaan de rotswand aan de zuidflank staat een gevallen boom ondersteboven op wat ooit zijn kruin was. Grote stenen zitten nog altijd tussen zijn omhoogreikende wortels gevat.

Omgezaagd

De eerste moderne wetenschapper die de duizend­jarige boom op de Smolikas onderzocht, is de Amerikaanse dendrochronoloog Paul Krusic. Dendrochronologie is de wetenschappelijke discipline om de leeftijd van bomen te bepalen. De basismethode is zo eenvoudig dat ze op de lagere school al wordt ­geleerd: jaarringen tellen. In gematigde streken, met vier seizoenen, groeien bomen elk jaar eerst snel, dan trager, dan een tijd niet. In een dwarsdoorsnede van een boomstam is die afwisseling tussen groei en stilstand zichtbaar als concentrische cirkels. Tel de cirkels en je weet precies hoe oud een boom is. Weinig wetenschappelijke methodes zijn tegelijk zo exact en zo eenvoudig.

Opdat wetenschappers niet telkens een boom moeten omzagen om te bepalen hoe oud hij is, zijn holle boren ontwikkeld waarmee je een lange, dunne ­cilinder hout uit een stam kunt halen. Als je die boor precies op de kern van de stam mikt, kun je met een geoefend oog net zo nauwkeurig de jaarringen tellen en bestuderen als wanneer je de boom had omgezaagd. De jaarringen zijn een uniek middel om het klimaat in het verleden te onderzoeken. Een geoefend paleoklimatoloog kan uit de dikte van jaarringen afleiden hoe droog of koud het eeuwen geleden was op een plek waar een boom heeft gegroeid.

De oudste boom van Europa is niet toevallig een Bosnische den die op een berg net onder de boomgrens staat. Bosnische dennen zijn trage groeiers, wat vaak samenhangt met een potentieel lange ­levensduur. De barre omstandigheden waarin ze groeien, spelen een schijnbaar paradoxale rol. Voor een bovengemiddeld resistente soort, zoals de Bosnische den, is het interessant te leven op een plek waar concurrenten en natuurlijke vijanden moeilijk standhouden. Krusic had al ervaring met oude bomen in de Balkan toen hij een foto te zien kreeg van de bomen op de oostflank van de Smolikas. Hij zag meteen het potentieel: tussen die dikke, verwrongen stammen met halfdode kruinen moesten wel een paar van de oudste bomen van Europa staan.

5.000 jaar

De eerste keer dat Krusic op de Smolikas was, in 2013, had hij een te korte boor mee, waarmee hij niet tot de kern van de oudste boom kon komen. Pas in 2016, tijdens een expeditie met een langere boor en met de Belgische dendrochronoloog en paleo­klimatoloog Valerie Trouet van de universiteit van Arizona, kon een boorkern met 1.075 jaarringen uit de boom gehaald worden. Nooit eerder had een dendrochronoloog In Europa zoveel jaarringen uit een levende boom gehaald. Omdat ook de langere boor in 2016 de kern van de stam net niet heeft bereikt, moet de boom nog minstens een paar jaar ouder zijn. Enkel in de Verenigde Staten, waar boomsoorten voorkomen die nog veel ouder worden dan ­Bosnische dennen, zijn stammen onderzocht met meer jaarringen, zoals een mammoetboom (Sequoiadendron giganteum) van meer dan 3.000 en een ­bristlecone-den (Pinus longaeva) van meer dan 5.000 jaar oud.

De duizendjarige den op de Smolikas werd door wetenschappers Adonis genoemd. In de Griekse ­mythologie is Adonis een uitzonderlijke mooie jongeman die geboren werd uit een boom en opgevoed door twee godinnen, Persephone en Aphrodite, van wie de laatste een liefdesrelatie met hem begon. Hij stierf in een jachtpartij, maar zou sindsdien elke lente door zijn goddelijke minnares tot leven gewekt worden. De mythe over een jaarlijkse wedergeboorte van de jongeman Adonis past goed bij het berg­klimaat waarin de boom Adonis leeft. Op de Smolikas sneeuwt het van oktober tot mei. Het groeiseizoen is kort, de vegetatie is dat tegen het einde van de zomer ook, want op de Smolikas grazen duizenden schapen, verdeeld over grote kudden. De enige begroeiing die halfweg de zomer nog tussen de stenen omhoogsteekt, zijn distels en hier en daar een jonge Bosnische den, die meer op een lage struik lijkt dan op een zaailing. Naalden en stekels helpen planten in leven te blijven op plaatsen waar gegraasd wordt. Dat er nog jonge boompjes staan, geeft hoop voor de toekomst.

Erfgoedbomen

Op veel plaatsen in Europa staan bomen waaraan nog veel hogere leeftijden toegeschreven worden dan de bijna 1.100 jaar van Adonis. In het zuiden van ­Europa gaat het vaak om historische olijfbomen, ­elders in Europa om eiken of taxussen. Vaak zijn het erfgoedbomen met een belangrijke culturele waarde, waarover al generaties mythes en legenden worden verteld. Geen van die leeftijdsclaims wordt ondersteund door dendrochronologisch onderzoek.

De status van Adonis als oudste boom van Europa wordt ook met wetenschappelijke argumenten betwist. Een Italiaanse dendrochronoloog, Gianluca ­Piovesan, zegt dat een Bosnische den in het nationale park van Pollino, in de Zuid-Italiaanse regio Calabrië, in 2018 minstens 1.230 jaar oud was. Maar omdat de kern van de stam van die boom is weggerot, kunnen zijn jaarringen niet geteld worden. De leeftijd werd vastgesteld door koolstofdatering van het wortelstelsel en een berekening die zo complex is dat zelfs een ervaren dendrochronoog als Trouet toegeeft dat ze die niet helemaal kan volgen.

Het overtuigendste argument om aan te nemen dat Adonis misschien toch niet de oudste staande boom van Europa is, is statistisch. Bosnische dennen komen voor in een groot deel van Zuidoost-Europa. Dendrochronologie is een relatief jonge tak van de wetenschap. Oude Bosnische dennen mogen dan groot en opvallend zijn, ze staan ook vaak op moeilijk bereikbare plaatsen. De kans is niet onbestaand dat ergens op een berg in de Balkan een boom staat die ouder is dan de vastgestelde 1.081 jaar van Adonis of de geschatte 1.234 jaar van de boom van ­Piovesan, maar die nog nooit door een dendrochronoloog is onderzocht.

Als je naar het wortelstelsel kijkt, staat de oudste boom van Europa wellicht niet in Griekenland of Italië, maar in het Hoge Noorden. Bomen kunnen bovengronds vergaan en toch opnieuw aan hun wortelstelsel ontspruiten. Wortelstelsels kunnen vele malen ouder worden dan bomen met stammen en takken. Ze kunnen ook lange periodes ‘slapend’ doorbrengen: bovengronds is er dan, soms eeuwenlang, niks te zien. Op een berg in het noorden van Zweden, vlak bij de Noorse grens, staat een fijnspar die Oude Tjikko is genoemd, naar de hond van zijn ontdekker, en waarvan het wortelstelsel met koolstof­datering begin jaren 2000 bijna tienduizend jaar oud werd geschat. De laatste ijstijd was nog maar net ­afgelopen toen hij wortel schoot.

Constantinopel

Toen Adonis een jonge boom was, in de laatste eeuw van het eerste millennium van de westerse jaar­telling, was het in een groot deel van Europa warm in vergelijking met eerdere en latere eeuwen, zo warm dat in de Lage Landen aan de Noordzee wijnbouw mogelijk was. Het Oost-Romeinse Rijk, waar de boom stond, floreerde en zou nog eeuwen bestaan, tot de hoofdstad Constantinopel in 1453 door de Turken werd veroverd. Als boom van middelbare leeftijd heeft Adonis daarna het hele bestaan mee­gemaakt van het Ottomaanse Rijk, ook al een imperium dat voor de eeuwigheid gemaakt leek, maar ­begin 20ste eeuw uit elkaar viel.

Hoe een boom erin slaagt om in een door mensen gedomineerd landschap duizend jaar te blijven staan, zou het voorwerp van een interessante studie kunnen zijn. Adonis’ moeilijke bereikbaarheid lijkt op het eerste gezicht een troef. Het is een stevige wandeling van de bewoonde wereld naar de boom op de flank van de Smolikas. Het vergt een erg gemotiveerde houthakker om een boomstam over rotsen en kloven naar het dorp te slepen, zelfs als je hem op de berg al in handzame stukken zou hakken of zagen. Bovendien lijkt de getorste stam van Adonis niet ­gemakkelijk te verwerken tot bruikbaar timmerhout. Mensen uit de streek moeten het voorbije millen­nium altijd wel aantrekkelijkere stammen gevonden hebben dichter bij hun woonplek.

Maar duizend jaar is lang en de mens is een uitzonderlijk ondernemende soort. De voorbije eeuwen hebben mensen wel afgelegener plekken ontbost. Op de berg Vasilitsa, meteen ten oosten van de Smolikas, ligt een bescheiden skigebied. Als de oostflank van de Smolikas daar een paar decennia geleden ­geschikter voor was bevonden, had Adonis er misschien al niet meer gestaan.

Schapenvlees

De regio waar Adonis staat, het Pindosgebergte in de streek Zagori, geldt als een van de ruigste plekken van Griekenland, waar beren, wolven en jakhalzen voorkomen. Maar de plek waar Adonis staat, op een paar uur lopen van een eeuwenoud dorp, is niet ongerept en is dat tijdens Adonis’ leven ook nooit geweest. Op deze bergen grazen al duizenden jaren schapen. Toen Adonis een klein boompje was, waren de flanken van de Smolikas wellicht minder bebost dan vandaag. Het eerste deel van de wandeling van Samarina naar Adonis loopt door een jong, aan­geplant dennenbos, zonder dikke, oude bomen.

Samarina, met 1.450 meter de hoogste neder­zetting van Griekenland, is een levendig dorp. In de zomer zijn de straten gevuld met spelende kinderen, brutale straathonden en oma’s die die honden wegjagen door te doen alsof ze stenen gooien. Voor wie een tijd op de Smolikas heeft doorgebracht, is het even wennen aan de vele indrukken die het dorp biedt. Er is een haan die kraait bij zonsopgang. Een van de dorpshonden huilt telkens ritmisch mee wanneer de dorpsklok het uur aangeeft. Er is een centraal plein met een ijssalon en oude mannen op een grote, ronde zitbank. Uit restaurants klinkt Griekse muziek, niet van de bijgeschaafde soort die in de ­jaren 60 doorbrak in het Westen, maar ongefilterde balkanmuziek met eeuwigdurende, dissonante klarinetsolo’s. Het ruikt er de hele dag naar houtvuur en ’s avonds naar geroosterd schapenvlees. Eens in de zoveel tijd rijdt door de smalle, steile straatjes een handelaar met een pick-uptruck vol plastic tuintafels en -stoelen, die via een luidspreker worden aan­geprezen. Op de wegen van en naar het dorp lopen halfwilde paarden en runderen. Langs een van die wegen ligt een smeulende Bosnische den die dagen eerder door de bliksem getroffen werd.

Karavaan naar Wenen

Samarina was de voorbije duizend jaar geen uithoek, maar een centrum van nijverheid en handel met de rest van de Balkan. Oude stenen gebouwen en spectaculaire stenen bruggen in de bergdorpen van ­Zagori getuigen nog van een welvarend verleden. Wollen stoffen uit Samarina werden tot in de 19de eeuw per karavaan tot in Wenen gebracht.

Maar de 20ste eeuw bracht oorlog, verval en stilstand. In de ruwe bergstreek werd achtereenvolgens gevochten tussen Grieken en Ottomanen, Grieken en Albanezen en Grieken en Grieken. De handelsroute naar het westen viel volledig stil toen de volksrepubliek Albanië zich in de tweede helft van de 20ste eeuw als een achterdochtige dictatuur hermetisch afsloot van de rest van Europa. Tijdens die periode, waarin de mensheid elders sterker dan ooit ingreep in de natuur, leek de menselijke activiteit rond de Smolikas stil te vallen. Dat heeft het voorbestaan van Adonis geen kwaad gedaan.

Tot in de jaren 80 bleven ’s winters in Samarina maar vier mensen over om het dorp te bewaken tegen indringers. De rest van de bewoners daalde met de kuddes af naar mildere streken, in de omgeving van de stad Larisa, 200 kilometer verderop, bijna aan de Egeïsche Zee. De kuddes maken die jaarlijkse verplaatsing nog altijd, al doen ze dat sinds kort niet meer lopend, maar in vrachtwagens. De meeste ­inwoners pendelen nog altijd mee. Een veertigtal dorpelingen blijft ’s winters achter om gasten­kamers, restaurants en winkels open te houden voor de toeristen die komen skiën op de Vasilitsa.

Hoewel Adonis zichtbaar is vanaf een beweg­wijzerd wandelpad, krijgt hij ook in de milde zomertijd maar weinig mensen te zien. De drukste tijd voor de boom is waarschijnlijk september, wanneer volgens de dorpelingen ‘professoren uit de hele wereld de bomen op de Smolikas komen onderzoeken’. Wandelaars zijn er nauwelijks. Op een willekeurige dag in augustus passeren er net na zonsopgang twee hardlopers, die in een paar uur van het dorp naar de top van de Smolikas rennen en weer terug. Ze gaan zo snel dat ze meer naar hun voeten kijken dan naar het landschap. Een paar uur later komt een herder langs met een tweehonderdtal schapen en een bont allegaartje waakhonden.

Mensen als mieren

Mensen hebben de neiging om landschappen vaak erg drastisch naar hun hand te zetten, met een snelheid en wispelturigheid die vloekt met de traagheid van natuurlijke processen. Het grote voordeel van Adonis is misschien niet dat zijn omgeving niet door mensen gebruikt wordt, want dat wordt ze wel, maar dat dat al sinds mensenheugenis op dezelfde manier gebeurt, door herders met schapen en geiten. De herders en hun dieren hebben baat bij de aanwezigheid van de reusachtige dennen. Wanneer de zomer vordert, blijft de begroeiing in die schaduw er groener en sappiger uitzien. Op het heetst van de dag is het niet uitzonderlijk om een kudde van tweehonderd schapen, een tiental honden en een herder in de schaduw van één of twee boomkruinen te zien liggen. Voor een boom als Adonis zijn ze wellicht zo vertrouwd en onbetekenend als de apollovlinders, kuifmezen, kruisbekken en mieren op zijn stam.