“Ik kijk of de zwerm een metafoor voor fietsers kan zijn die sociologen en economen anders naar mobiliteit laat kijken. Want de auto is als een gans: die heeft duidelijkheid nodig. Ineens rechtsaf slaan kan niet, dan krijg je chaos. Ze hebben behoefte aan duidelijke regels. Het gemiddelde telt: als je van één gans weet hoe die vliegt, dan weet je het voor alle ganzen. Dat geldt ook voor automobilisten. Als je weet wat een gemiddelde automobilist doet qua routekeuze, dan weet je voor een groot deel wat iedereen doet. Als je hier honderd mag rijden, en daar maar dertig, dan gaan veruit de meeste mensen daarheen. Daar maak je modellen voor.”
“Fietsers gedragen zich veel meer als spreeuwen. Een spreeuwenzwerm kun je niet beschrijven aan de hand van de individuen. Ieder vogeltje wil in het midden van de zwerm vliegen. Doordat dat niet kan, krijg je een zwerm. Door van richting en plek te veranderen, verandert de vorm van de zwerm en worden andere spreeuwen weer geprikkeld om te reageren. Er is geen leider, het is een choreografie. En een zwerm kun je veel minder makkelijk sturen. Wat we waarnemen is zogenoemde emergentie, dus niet de verklarende mechanismen zelf. Onze huidige verkeersmodellen kunnen daar niet mee omgaan. We redeneren nu altijd vanuit ganzenlogica. Wat nou als je vanuit een spreeuwenlogica modellen zou maken?” Als je fietsers als spreeuwen beschouwt, ga je dingen anders zien.”
– Fietsprofessor Marco te Brömmelstroet in De Correspondent