Als we onze natuurgebieden eens door de natuur lieten beheren. Het idee achter ‘rewilding’ klinkt zo simpel dat het onbegrijpelijk is dat natuurbeschermers het ooit anders geprobeerd hebben. Stilaan wordt het een wetenschapsdiscipline op zich.
Door Wouter Woussen Foto’s Sebastian Steveniers
De Standaard, zaterdag 14 november 2020
Op de Veluwe, een van de grote natuurgebieden van Nederland, worden dit najaar en de komende winter 4.500 wilde zwijnen afgeschoten. Van elke vier zwijnen die er rondlopen, moeten er drie dood, zodat er in april maar 1.500 meer over zijn. Ze zouden te veel schade aanrichten, ook aan de natuur.
Langs de wandelpaden op de Veluwe kun je niet naast de zwijnensporen kijken. Een groot open veld tussen het bos en de snelweg A12 tussen Utrecht en Arnhem ziet eruit alsof er een tapijtbombardement is uitgevoerd. Geen vierkante meter waarin niet is gewoeld, behalve in een klein, zorgvuldig met rasters omspannen stukje, waar grote sappige graspollen buiten het bereik van wroetende snuiten staan te pronken.
Het omheinde stukje is een experiment van professor Liesbeth Bakker, die werkt bij het Nederlands ecologisch instituut NIOO-KNAW. ‘Wat is de schade die zwijnen in de natuur aanrichten? Als wetenschapper wil ik dat onderzoeken’, zegt ze. ‘Om te beslissen dat zwijnen schadelijk zijn, is het niet voldoende dat je hier rondkijkt en vaststelt dat je niet mooi vindt wat ze hebben gedaan.’
In 1995 werd de wolf opnieuw geïntroduceerd in het Yellowstone National Park, om de populatie wapitiherten onder controle te houden. Dat doen wolven niet door herten te doden, maar vooral door de angst die ze veroorzaken
Bakker wijst naar tientallen kleine groene blaadjes van verschillende vormen die in rozetten naast haar laarzen groeien. ‘Dit zijn kruiden die zonder die zwijnen wellicht overwoekerd waren door gras, zoals je kunt zien gebeuren in dat afgebakende stukje. Omdat er te veel stikstof in de lucht zit, waardoor het gras harder gaat groeien, zijn Nederlandse natuurgebieden daar kwetsbaar voor. Misschien is het juist heel goed wat die zwijnen aanrichten. Dat kun je beter onderzoeken voor je er duizenden laat afschieten.’
Bakker is sinds dit jaar buitengewoon hoogleraar ‘rewilding ecology’ aan de Universiteit Wageningen. Daarmee bekleedt ze een leerstoel die nog maar net bestaat, in een discipline die wereldwijd wordt toegepast, maar nog niet systematisch wetenschappelijk is onderzocht.
Landschap van de angst
‘Rewilding’ is een manier om de natuur zichzelf te laten beheren en daarmee een oplossing voor een probleem dat bestaat sinds de mens aan natuurbescherming doet: sommige natuur blijft niet bewaard als je er een hek omheen zet. Open landschappen bijvoorbeeld hebben de neiging dicht te groeien. Een alles overwoekerend bos lijkt misschien het summum van natuur, maar biodiversiteit heeft meer nodig. Omdat er al vele duizenden jaar open land is, hebben ontelbare soorten zich daaraan aangepast. Als alle natuur bos wordt, kunnen die nergens heen.
Na de laatste ijstijd, meer dan 10.000 jaar geleden, werd het landschap in grote delen van Europa open gehouden door grote grazers, zoals mammoeten, neushoorns, paarden en runderen. De mens roeide die grazers grotendeels uit en nam hun rol als landschapsarchitect over. Eeuwenlang werd open ruimte bewaard door houthakken, veeteelt en akkerbouw. Soorten die gedijen in open landschap, zoals akker- en weidevogels, profiteerden daarvan.
In de loop van de 20ste eeuw werd het menselijke landgebruik zo intensief dat er steeds minder plaats overbleef voor andere soorten. Om die te redden werden reservaten afgebakend, waarin natuur beschermd zou worden. Natuurgebieden met een open landschap werden beheerd, want als er niet geschoffeld, gesnoeid of geplagd werd, groeide alles dicht.
Omdat dat erg veel werk is, gingen natuurbeheerders kijken naar natuurlijke processen die het werk voor hen konden doen: overstromende rivieren, de wind die duinen verstuift, of dieren die het landschap bepalen, zoals bevers, grazers, of wolven. Die manier van denken heet ‘rewilding’.
Door toeval krijgt een Afrikaanse kolos een plaats in een werelddeel waar alle kolossen uitgestorven zijn. Het experiment is te danken aan de Colombiaanse drugsbaron Pablo Escobar
Herintroducties van dieren gebeuren al eeuwen. In het verleden was het meestal bedoeld om aristocratische jachtdomeinen interessanter te maken. Dieren uitzetten om het landschap te beïnvloeden is een recenter idee. Het spraakmakendste voorbeeld is waarschijnlijk de herintroductie in 1995 van de wolf in het Amerikaans Yellowstone National Park, met als doel de populatie wapitiherten onder controle te houden. Dat doen ze niet door de weinige herten die ze doden, maar vooral door de angst die ze veroorzaken. Daardoor gaan de herten het landschap anders gebruiken, waardoor waardevolle planten meer kansen krijgen. Dat principe kreeg de naam ‘landschap van de angst’.
Een herintroductie van de wolf is in Europa niet nodig geweest. Overal waar de laatste jaren opnieuw wolven zijn opgedoken, zijn ze zelf komen aanlopen. Toch vindt professor Bakker dat je de terugkeer van de wolf ook in Europa als een vorm van rewilding kunt zien, omdat hij is teruggekeerd dankzij een menselijke ingreep, namelijk de beslissing om de wolf de beschermen.
Mammoetgenen
In Europa herintroduceren natuurbeschermers vooral grazers: herten, Europese bizons, halfwilde paarden en runderen die hun uitgestorven wilde voorouders moeten vervangen. Een spectaculair maar controversieel voorbeeld is te vinden in het Nederlandse natuurgebied de Oostvaardersplassen, waar sinds de jaren 80 en 90 runderen, paarden en edelherten het landschap open houden. Dat is een natuurlijk proces waarover weinig controverse bestaat. Een tweede natuurlijk proces, de inperking van de populatie grazers door jaarlijkse sterfte van honger en kou, is wel controversieel. Het leidde tot zoveel protest dat de dieren nu worden bijgevoerd en vervolgens afgemaakt als ze te talrijk worden.
Sommige natuurliefhebbers zouden er liever wolven zien rondlopen, zoals in Yellowstone, dan schietende boswachters. Andere verdedigen de winterse sterfte zoals ze vroeger plaatsvond. Bakker weigert te kiezen. ‘Wat je kiest, hangt af van een maatschappelijke afweging. De Oostvaardersplassen is een gebied waar we veel uit kunnen leren, niet alleen over ecologie. Een belangrijke les is dat je ook rekening moet houden met het maatschappelijke draagvlak. Elk natuurontwikkelingsproject heeft grenzen. Dat kan de grootte van het gebied zijn, maar net zo goed het draagvlak bij de mensen die eromheen leven.’
De Oostvaardersplassen zijn nog lang niet het wildste project in hun genre. In het hoge noorden van Rusland ligt een experimenteel natuurgebied waar geprobeerd wordt om een landschap te creëren dat verloren ging toen de mammoet uitstierf. Het gebied heet Pleistocene Park en is vernoemd naar het laatste tijdperk voor de mens de mammoet heeft uitgeroeid. De bedenker en stichter van het park is de Russische geofysicus Sergej Zimov. Op 160 vierkante kilometer toendra lopen inheemse rendieren en elanden, naast geïmporteerde jaks, muskusossen, halfwilde schapen, paarden en runderen en Amerikaanse en Europese bizons. Die lopen daar niet om de biodiversiteit te vergroten, maar om de klimaatverandering tegen te gaan.
In het noorden van Siberië woedt de klimaatverandering harder dan elders. Bovendien versterkt ze zichzelf. Grond die al duizenden jaren permanent bevroren is, de permafrost, begint elke zomer steeds meer te ontdooien. Daarbij komen gassen vrij, zoals methaan en koolstofdioxide, die de klimaatverandering aanwakkeren. Bovendien wordt het landschap steeds groener, waardoor het meer zonnewarmte opvangt dan sneeuw of ijs. Een hypothese van Zimov is dat grote landdieren, zoals mammoeten, die processen kunnen vertragen. Dat doen ze door opschietende bomen te verwijderen en door ’s winters de sneeuwlaag te pletten en om te woelen. Zonder isolerend sneeuwdek kan de grond weer beter bevriezen wanneer het koud is, waardoor de permafrost langer bevroren blijft.
‘Ook in zeer dichtbevolkte landen als België en Nederland is ruimte voor natuurlijke processen’
Liesbeth Bakker
Buitengewoon hoogleraar rewilding ecology
Met zijn bonte verzameling grazers hoopt Zimov dat natuurlijke proces te herstellen. Sommige wetenschappers hopen nog verder te gaan door de mammoet zelf terug te brengen. De dichtste nog levende verwant van de wolharige mammoet is de Aziatische olifant. Hoe de genen van de laatste mammoeten eruit hebben gezien, weten we erg goed, dankzij de opwarming van de aarde. Nu de permafrost ontdooit, worden er goed bewaarde kadavers gevonden van mammoeten die er ooit zijn gestorven en voor duizenden jaren ingevroren. Door enkele cruciale mammoetgenen in te brengen in embryo’s van Aziatische olifanten, kan een olifant gekweekt worden met een vacht en een isolerende vetlaag. Zo’n dier zou de mammoetsteppe pas echt compleet maken.
Hoe fantastisch Bakker het ook zou vinden om een mammoet in de steppe te bestuderen, ze heeft bedenkingen bij de plannen hem te doen herrijzen. Door ethische en praktische bezwaren ziet het er ook niet naar uit dat het idee gauw werkelijkheid wordt. Maar de kern van het idee van Zimov, om met grazers een ander landschap te creëren, vindt ze helemaal niet gek. ‘Probeer het maar, denk ik dan. Je verliest niets als je het niet probeert. Bovendien kun je er veel van leren.’
Een ander verregaand rewilding-plan bestaat erin om Afrikaanse wilde dieren voor het nageslacht te bewaren door ze op andere continenten te introduceren. Het wordt verdedigd door de Australische bioloog en schrijver Tim Flannery. Zowel in Australië en de beide Amerika’s als in grote delen van Eurazië zijn sinds het pleistoceen door toedoen van de mens grote diersoorten verdwenen die een belangrijke rol speelden in het landschap. In Afrika zijn die er wel nog. Flannery vindt het oneerlijk dat de last om die soorten voor het nageslacht te bewaren bij sommige van de armste landen ter wereld ligt. Daarom oppert hij dat welvarende landen open ruimte ter beschikking stellen van giraffen, olifanten, nijlpaarden, leeuwen, jachtluipaarden en neushoorns. Omdat er op die plaatsen ooit dieren waren die daarop leken, kunnen ze volgens Flannery een prima aanvulling zijn op de biodiversiteit.
‘In heidegebieden trekken we als een gek jonge boompjes uit. In bossen schieten we zwijnen af omdat ze jonge boompjes vernielen. Dan ben je twee keer tegen de natuur aan het werken’
Liesbeth Bakker
Buitengewoon hoogleraar rewilding ecology
Door een onwaarschijnlijk toeval kunnen we op minstens één plaats ter wereld zien hoe een Afrikaanse kolos een plaats krijgt in een werelddeel waar alle kolossen uitgestorven zijn. Het experiment, in het Latijns-Amerikaanse land Colombia, is te danken aan de drugsbaron Pablo Escobar. Toen die in 1993 door de politie werd doodgeschoten, woonde hij op een domein met een eigen dierentuin. Daarin leefden onder meer vier nijlpaarden, die na zijn dood ontsnapten en nakomelingen kregen. Intussen leven er tientallen nijlpaarden. Die allemaal vangen of doden zou een moeilijke en vooral dure operatie zijn. Volgens sommige Colombiaanse onderzoekers is het ook niet nodig, omdat het nijlpaard een ecologische rol kan spelen die ooit werd vervuld door gelijkaardige dieren die nu uitgestorven zijn. Ook Bakker ziet redenen om dat aan te nemen. ‘In Zuid-Amerika zijn ze bijna al hun grote landdieren kwijt. Het kan geen kwaad om dat op die manier te bekijken.’
De leerstoel ‘rewilding ecology’ wordt ondersteund door Rewilding Europe, een organisatie die met veel interesse kijkt naar de duizenden hectaren landbouwgrond die in verschillende Europese landen, waaronder Frankrijk, in onbruik raken. In sommige delen van Europa kan daardoor natuur gerealiseerd worden op een schaal die we hier niet meer gewend zijn. Als je zeer veel ruimte hebt, kun je zelfs kuddes laten migreren met de seizoenen, zoals ze dat nu enkel nog in de grote Afrikaanse natuurgebieden doen. De bedoeling is dat Bakker in kaart brengt wat er nu al aan rewilding gebeurt. ‘De praktijk heeft al tientallen jaren ervaring. De wetenschap hobbelt daar een beetje achteraan. Het zou goed zijn om al die veldkennis samen te leggen, zodat we van elkaar kunnen leren.’
Diepvriespakket
Het is opvallend dat het idee van rewilding zo sterk leeft in Nederland, een van de dichtstbevolkte landen ter wereld. Bakker ziet daar geen contradictie in. ‘Grote delen van de wereld zijn zo dichtbevolkt dat natuur zonder menselijke invloed niet meer mogelijk is, maar ook in zeer dichtbevolkte landen als België en Nederland is ruimte voor natuurlijke processen. In Nederland gebruiken we al generaties al ons vernuft om onze omgeving onder controle te krijgen. De menselijke impact op bijvoorbeeld de waterdynamiek is zeer groot. Ik vind het niet onlogisch dat we dat vernuft ook gebruiken om met natuurlijke processen te experimenteren.’
Dat gebeurt niet alleen in de Oostvaardersplassen. Nederland heeft ook natuurgebieden waar Europese bizons zijn uitgezet. In de buurt van Nijmegen is er een kweekprogramma voor runderen die lijken op het uitgestorven oerrund, zodat de nieuwe Europese wildernis ook geschikte grazers heeft. In een natuurgebied langs een oude meander van de Maas kun je fietsen door de kudde. In een boerderij naast het natuurgebied kun je een diepvriespakket kopen met worstjes, hamburgers en biefstukken die van de runderen gemaakt zijn.
Een van de beste voorbeelden van Nederlandse rewilding vindt Bakker het project ‘Ruimte voor de rivier’, dat natuurontwikkeling oorspronkelijk niet eens als voornaamste doel had. Nederland is een land waar water uit de rest van Europa cumuleert. De uiterwaarden van rivieren worden al eeuwenlang ingepolderd, tot de rivierbeddingen niet meer in staat bleken om al dat water op piekmomenten door te laten naar zee. Om overstromingsgevaar tegen te gaan, hadden de rivieren meer ruimte nodig. Sinds de jaren 90 zijn grote stukken van de Nederlandse rivierbeddingen daarom ontpolderd en hersteld tot het overstromingsgebied dat ze oorspronkelijk waren. Bakker noemt dat ‘abiotische rewilding’, de terugkeer van niet-levende natuurlijke processen, want ‘een overstromende rivier is ook natuur’. Op sommige plaatsen lopen daar nu zelfs Aziatische waterbuffels, die niet sterk verschillen van de waterbuffels die ooit ook aan de Europese rivieren leefden.
Bakker benadrukt dat natuurlijke processen niet de enige manier zijn om natuur te beheren. ‘Mensen hebben zichzelf geleerd om natuurgebieden te onderhouden. We zijn er ook goed in, maar we zijn niet zo onmisbaar als we zelf soms denken. Eigenlijk onderdrukken we daarmee processen. De filosofie achter rewilding is dat de natuur prima voor zichzelf kan zorgen. Is dat beter? Als je ervan overtuigd bent dat die processen ook een waardevol deel van de natuur zijn. Maar het is niet de enige weg. Het Nationale Park De Hoge Veluwe, dat hier vlakbij ligt, wordt juist sterk door menselijk handelen beheerd. (De directeur, Seger Emmanuel baron van Voorst tot Voorst, heeft bijvoorbeeld al gezegd dat hij vindt dat de wolf er niet thuishoort, red.) Ik voel niet de neiging om die visie te bestrijden. Er is een grote biodiversiteit in de Hoge Veluwe, dus ook zijn aanpak is succesvol. Rewilding is geen religie waar je voor of tegen moet zijn, maar een interessante nieuwe visie op natuurbeheer.’
Wat sommige natuurbeschermers volgens Bakker afschrikt om hun werk over te laten aan natuurlijke processen, is het onvoorspelbare ervan. ‘Ze vinden het interessant en logisch, maar ze aarzelen.’ Dat gebeurt niet zonder reden. Ongeremde natuurlijke processen gaan soms met een natuurgebied aan de haal, waardoor eerdere doelstellingen in de verdrukking komen. De Oostvaardersplassen, die wereldwijd bekendstaan om hun grote kudden grazers, werden ooit beschermd omdat ze een waardevol vogelgebied zijn. De grazers zijn er enkel gekomen om te voorkomen dat het een bos zou worden, maar doen dat zo efficiënt dat sommige vogels, die zich graag in struiken ophouden, er verdwenen zijn.
Of dat een verlies is, hangt volgens Bakker af van hoe ruim je blik is. ‘Een vogelsoort die vandaag niet meer in de Oostvaardersplassen voorkomt, is het paapje. Ooit waren er veel, maar ze zijn nu weg, omdat er geen struiken meer zijn. Gooi de grazers eruit, denk je dan, en de struikjes komen terug. Maar na een paar jaar heb je dan bos, waardoor de paapjes opnieuw verdwijnen. Waarom bekijken we dat niet breder? Misschien moeten we niet meer statisch, per gebied zeggen hoeveel exemplaren we willen van elke soort. Landschappen zijn dynamisch en paapjes horen bij een bepaalde fase waar dat landschap doorgaat.’
Dynamiek
Het probleem is dat de regels rond natuurbescherming niet met zo’n dynamisch landschapsbeeld overweg kunnen. ‘Natuurdoelen liggen vast in juridische bescherming. Het voordeel daarvan is evident. Zonder Europese regels zou er nog veel meer Europese natuur verloren gaan. Het nadeel is dat die bescherming weinig dynamiek toelaat. Een natuurlijk proces is dat soorten op één plaats verdwijnen en elders opduiken, omdat het landschap verandert. Daar is onze bescherming nu niet aan aangepast. Bij elk beschermd gebied hoort een lijst soorten die daar niet mogen verdwijnen. Maar als je alleen kijkt naar wat er gisteren was en dat krampachtig probeert te behouden, kun je alleen maar verliezen. Mijn grootste uitdaging is om te kijken hoe we dat wat meer kunnen loslaten, zonder dat de natuur daaronder lijdt.’
Bakker preciseert dat het niet de bedoeling is ‘dat er dieren uitsterven terwijl je experimenteert’. ‘Reservaten kunnen gerust blijven bestaan en door mensen beheerd worden. Daar moeten we geen nodeloze risico’s nemen. Maar we hebben meer nodig dan dat. Ook buiten die reservaten moeten we ecosystemen herstellen. Met menselijke arbeid alleen zal dat niet lukken. Het is verdomd hard werken om alles zelf in de hand te houden. In heidegebieden trekken we als een gek jonge boompjes uit. In bossen schieten we zwijnen af omdat ze jonge boompjes vernielen. Dan ben je twee keer tegen de natuur aan het werken. Waarom zouden we dan niet wat meer dynamiek toelaten? Het gaat bijzonder slecht met onze biodiversiteit. We staan met onze rug tegen de muur. We kunnen niet anders dan ambitieus zijn.’