Socioloog Walter Weyns vraagt zich af waarom we het zo moeilijk vinden om te wachten. Aanleiding is het gemor over de vaccinatiecampagne tegen het Covid-19 virus die veel te traag op gang zou komen. Weyns kadert die ontevredenheid breder en schreef voor De Standaard een kleine fenomenologie van het ongeduld in onze samenleving. De volledige tekst kan je hier lezen. Hieronder een paar quotes.
Soms is niet geduld, maar wel ongeduld het hoogste en het beste. (…) Omdat het moet. Dit nobele ongeduld kon je de afgelopen maanden bijna ononderbroken aan het werk zien in de hectische covid- en spoedafdelingen van zorginstellingen en bij uitbreiding in het hele uitspansel aan ondersteunende logistieke en administratieve diensten dat de werking op die afdelingen mogelijk maakte en de enorme druk hielp opvangen. Volkomen terecht werd er maandenlang voor deze heksentoeren geapplaudisseerd. Maar het had ook iets onfatsoenlijks. Niemand, ook niet de grootste zorgheld, houdt het lang uit in een permanente staat van urgentie.
De kunst van het nietsdoen
Dat brengt ons bij een tweede vorm van ongeduld, dat dat in de moderne samenleving is ingebouwd. Heel wat mensen die niet in de zorg werken, herkennen de koortsachtigheid maar al te goed, de werkdruk is niet alleen hoog in de zorgsector. En ook buiten de werksfeer is er veel ongeduld. Het is een sociologische gemeenplaats dat een maatschappij bij haar leden de karaktereigenschappen opwekt die bij haar passen. Een samenleving die, zoals de moderne samenleving, de wereld opvat als een verzameling middelen die dienen om problemen op te lossen en zo veel mogelijk levensdoelen te bereiken, fixeert haar leden op beheersing, monitoring, efficiëntie en management. Zij kweekt het onvermogen tot geduld aan.
Een moderne mens kent geen rust. Hij kan niet wachten, laat niets zomaar gebeuren, hij verwijlt of lummelt niet, kan zich niet vervelen, heeft geen aandacht voor wat zich ongepland en onvoorzien aan hem voordoet, en is niet in staat tot de kunst van het nietsdoen. Zelfs als hij op vakantie gaat, wil hij er ‘zo veel mogelijk uithalen’, en slapen is voor hem de batterijen opladen, een ‘powernap’. De moderne samenleving herdefinieert een mens beurtelings tot producent en consument – en in beide hoedanigheden wordt hij geacht geen tijd te verliezen, er alles uit te halen.
Wachten, schreef de Franse antropoloog Pierre Sansot in zijn mooie boekje Lof der traagheid, wordt in zo’n geval gereduceerd ‘tot de leveringstermijn, de optelling van de middelen die we zullen moeten gebruiken’. Hollend van de ene deadline naar de andere, is wachten alleen tijdverlies. Dat veroorzaakt rusteloosheid, aandachtsproblemen, ongenoegen, ressentiment, maar ook: zinverlies. Wie kan nog de geheimzinnige, onuitgesproken belofte horen die besloten is in wachten, in verwachting? In onze geaccelereerde, vermoeide, ongeduldige samenleving hebben we met ons geduld ook een geestelijk zintuig verloren.