“Een goede wandeling is de beste raadgever”

Nu ons weinig uitspattingen resten, zijn dit ideale tijden om ons te bekwamen in de kunst van het wandelen. Niet in groep langs bewegwijzerde paden, maar doelloos en vrij, zegt cultuursocioloog Walter Weyns. ‘Wandelen is een geesteshouding. Ga naar buiten en begin eraan.’

Verschenen in De Standaard op donderdag 12 november 2020
Tekst: Ine Renson

U bent misschien gaan wandelen, de voorbije dagen. U was niet alleen. In bossen, parken, natuurgebieden, langs dijk en strand: overal was het drummen. Verwonderlijk is dat niet. Er zijn niet zo geweldig veel alternatieven als je vandaag uit je kot wilt breken. Wandelen is leuk en gezond, en de uitgelezen kans nog eens iets met andere mensen te doen.

Ook de Antwerpse cultuursocioloog Walter Weyns (UA) ging kort voor ons gesprek een frisse neus halen. ‘Ik was snel weer thuis’, glimlacht hij. ‘Te druk.’ In het filewandelen van de voorbije dagen schuilt een paradox, zegt hij. ‘Je voelt je gehinderd. Wie echt in een wandelstemming komt, krijgt het gevoel dat de dingen zich aandienen als een geschenk. Je draait een bocht om, je krijgt een ander zicht. Een vogel vliegt over. Je zoekt het niet, het is er. Je kunt het niet voorspellen.’

Laat je betoveren

De etymologie van het woord ‘wandeling’ is veelzeggend, zegt Weyns. ‘Het komt van het Duitse “Verwandlung”, wat betekent: (zich) veranderen, wenden. Je vindt jezelf opnieuw uit. Wandelen gaat over ontdekken. Tegenwoordig laten we ons vaak leiden door uitgestippelde routes en bewegwijzerde paden. Dat is ook gezond, maar het is geen wandeling – eerder het afleggen van een parcours. Het echte wandelen is vrijer. Bij elk kruispunt beslis je of je wordt aangetrokken door het wegeltje links of rechts. Dan wordt het rondzwerven. Je komt op onverwachte plekken.’

‘De filosoof Walter Benjamin wandelde graag in de stad. Hij had het ­genoegen gemakkelijk te verdwalen, ook in zijn eigen stad. Een fantastische ervaring: hij keek telkens weer met een nieuwe blik naar zijn om­geving. Ik kende dat gevoel niet, tot ik me op een dag van straat had vergist in Antwerpen, en dacht dat ik een nieuw park had ontdekt. Enkele ­seconden overviel me dat heerlijke gevoel dat Benjamin zo vaak ervoer. We laten ons te weinig leiden door het toeval, waardoor we ons nog moeilijk laten betoveren.’

Zelf heeft Weyns de gave te wandelen in zijn dromen. ‘Ik droom nogal intens en kom dan vaak in fantastische landschappen of steden terecht, die ik herken als mijn droomwereld. Laatst had ik een droom waarbij ik voorbij een waterpartij wandelde, waar ik net onder het wateroppervlak een oud kasteel ontdekte. Ik dacht: “Tiens, ik kom hier zo vaak langs en het is de eerste keer dat ik dit zie.”’ Hij glimlacht. Naarmate het gewone ­leven door de lockdown saaier wordt, worden zijn dromen kleurrijker.

Oefening in eenzaamheid

Maar terug naar het echte wandelen, dat zich idealiter afspeelt op een wirwar van paden en weggetjes. ‘We wandelen niet zomaar de wilde natuur in. Vrij wandelen vereist een gevoel van veiligheid. Een subtiel evenwicht tussen de spanning je ergens te wagen maar zonder gevaar te lopen. Je moet je kunnen laten verdwalen op een netwerk van paden. Ook de fietsknooppunten zijn ideaal om doelloos rond te fietsen. Zonder kaart, zonder smartphone of gps, zodat je na een tijdje niet meer weet waar je precies bent.’

Zijn we die kunst van het vrije wandelen of fietsen niet verleerd? Het lijkt wel een daad van verzet tegen ­onze controledrang. ‘Precies. Het is de ontsnapping uit wat Max Weber onze “kooi van rationaliteit” noemde. Er zijn ook praktische beslommeringen. Meestal zijn we gebonden aan strakke tijdschema’s, we willen weten hoe laat we terug zullen zijn.’

Maar zelfs bij strak getimede wandelingen ontsnapt veel aan onze controle, zegt Weyns. ‘Je blik wordt afgeleid, je ziet iets nieuws. Belangrijk is ook het weer, dat altijd kan keren. Die ervaring maakt deel uit van het levende landschap, dat geteisterd wordt door weer en wind. Zeker wie in de bergen wandelt, kent die ervaring.’

We wandelen in groep, met vrienden en familie, omdat dat gezellig is. Maar het echte wandelen is een oefening in eenzaamheid. ‘Dan pas krijg je dieper contact met de elementen en met jezelf. Je krijgt het gevoel dat je geest deel uitmaakt van de atmosfeer waarin je wandelt. Een haast ­spirituele ervaring. De oude Grieken noemden de geest “pneuma”, naar “wind” of “lucht in beweging”. De geest waait. Je wordt één met het landschap rond je. Dichters als ­Baudelaire hebben dat gevoel fantastisch verwoord.’

De zee, de bergen

Weyns is nogal onder de indruk van het werk van de Amerikaan John Muir. ‘Hij speelde in de 19de eeuw een essentiële rol in het ontstaan van wandelpaden en natuurparken in Amerika. Veel paden heeft hij voor het eerst bewandeld, vaak in woeste landschappen, op ijsvlakten en gletsjers. Wat Muir deed, was wandelen voor gevorderden. Wij leggen tegenwoordig de getemde versie af van de heroïsche tochten die hij maakte. Hij schreef fantastische teksten over zijn ontmoetingen met de natuur. Hoe hij kreken en beekjes hoorde murmelen, hoe de natuur hem constant van alles vertelde. Ooit ging hij tijdens een woeste storm in het hoogste puntje van een spar zitten. Hij beschrijft het geluid van de bomen als een symfonische ervaring. Zo gek moet het misschien niet worden, maar zelf heb ik ook al ervaren dat geen symfonisch orkest op kan tegen het geluid van de wind die zingt in de bomen.’

Muir was een grondlegger van het recreatieve wandelen dat we vandaag kennen, al heeft dat zijn wortels in de 18de eeuw. ‘Aan de Franse en Engelse hoven werd gewandeld in kasteelparken, een soort in scène gezet wandelen, waarbij ontmoetingen tussen ­hovelingen werden georganiseerd. Maar het verlangen naar de natuur ontstond vooral toen de mensen ­gesetteld raakten in de stedelijke ­omgeving. In de romantiek krijgt wandelen de betekenis van het herontdekken van de natuur, een beweging waarvan Jean-Jacques Rousseau de grote woordvoerder was.’

Pas veel later is de toeristische ­industrie hierop gesprongen, met de bergen en de zee als ultieme bestemmingen. ‘Begrijpelijk. De zee trekt aan. Het is een continue wending: de einder schuift voor je uit, je ziet nieuwe dingen voor je voeten en naast je is de zee voortdurend in beweging. Ook bergen hebben nooit dezelfde aanblik. Na elke bocht openbaart zich een nieuw zicht. Een feest voor het oog. Maar de bergen en de zee zijn niet altijd het summum geweest. ­Eeuwen geleden wilde je er je leven niet riskeren. Marguerite Yourcenar beschrijft treffend de angst voor het onbestemde overgangsgebied dat het strand vroeger was, met slikken en schorren, diepe geulen en drijfzand.’

Hier ontstaan ideeën

Voor wie zich eraan overgeeft, is het de spirituele ervaring van het intuïtieve wandelen die vrij maakt, verlost van woorden en grenzen. En net dan ontstaan ideeën. ‘Ik zou eerder zeggen: ingevingen. Dan borrelt er iets op, dan gebeurt er iets. Niet toevallig kregen veel grote denkers hun ultieme inzichten tijdens lange wandelingen. Friedrich Nietzsche heeft ooit ­gezegd: “Mijn voet is schrijflustig.” De stap bracht hem in een ritme om te denken.’

Met wat werkte bij grote denkers als Nietzsche, Aristoteles of Rousseau, kunnen ook wij ons voordeel doen. ‘Voor de beslissingen die we continu nemen, hebben we behoefte aan raadgevers. We omringen ons met coaches, adviseurs en therapeuten. Maar de beste raadgever is soms een goede wandeling. Wandelen is louterend, je laat ballast achter en kunt vertrouwen op het ritme van binnenuit. Veel mensen vinden al wandelend de sereniteit en balans die nodig zijn om belangrijke beslissingen te nemen.’

Lukt dat ook met het wandelen in coronatijden, nu we elkaar massaal voor de voet lopen? ‘Toch wel. Je hoeft niet naar een trekpleister als het strand of de Kalmthoutse Heide te gaan. Wandelen is een geesteshouding – ga naar buiten en begin eraan. De Antwerpse zanger Wannes Van de Velde was daar goed in: hij verdwaalde in zijn eigen stad, die onuitputtelijk was. Dat is de kunst. Wandel naar het werk, als dat mogelijk is. Zelf woon ik op een uur stappen van de universiteit. Ik doe het te weinig, maar vaak is het prijs. Je ziet en hoort altijd iets nieuws. Wandelen laat toe echt te connecteren.’

Misschien wordt het, als de pandemie is geweken, een gewoonte die we vasthouden. Weyns twijfelt. ‘Ik zou er niet te hard op wedden. Wat we ons voornemen in uitzonderlijke omstandigheden is doorgaans niet wat blijft hangen. Vandaag wandelen velen omdat de omstandigheden hen ertoe dwingen. Je moet al sterk in je schoenen staan om dat voornemen een ­leven lang vol te houden.’