Hoe zit het dan met de vriendelijke kant van de eenzaamheid? Een kant die veel met vrijheid te maken heeft, zoals de individuele stilte die we allemaal om ons heen hebben, en die we vullen met lezen, muziek beluisteren, schrijven, dagdromen, rondzwerven zonder doel. Dat is een allenigheid die je zou moeten koesteren, maar die in de verdrukking zit. Dagdromen dreigen te worden verbannen door ons eindeloze getuur op smartphones en tablets. Het was de probaatste manier om saaie schooldagen door te komen of om op de vleugels van de verbeelding de verveling te ontvluchten, ‘de pijnstiller die je zo bij de hand had en omdat hij alleen in je hoofd thuishoorde, mocht je dromen wat je wilde’, schrijft Spaey. ‘Nu is het ver zoeken naar iets wat alleen nog van jezelf mag zijn en je voor jezelf mag houden.’
Net zoals doelloos zwerven haast onmogelijk wordt: gps-signalen en wandelknooppunten maken dat het lastig verdwalen is. Toch zit diep in ons nog altijd het verlangen om de weg kwijt te raken. Spaey citeert de journalist en professionele zwerver Stephen Graham (1884-1975): ‘Als je op een heuvel zit, of in het bos languit onder de bomen ligt, dan wel met natte benen languit naast een bergbeekje, opent zich de grote deur, die er niet uitziet als een deur.’ Schoorvoetend probeert ze hem na te doen.
Het is een idee voor de zomer, als protest tegen het idee dat alles altijd nuttig moet zijn: links gaan waar je rechts zou moeten, rechtdoor waar er geen weg is, de weg kwijtraken en je hoofd verliezen in een dagdroom – hoe heerlijk kan eenzaamheid zijn.
Uit een recensie in De Standaard van ‘Kleine encyclopedie van de eenzaamheid’ van Johanna Spaey