Stefan Hertmans in De Standaard over “hoe te leven op de ruïnes van het kapitalisme”. Dit is een tijdperk van aardverschuivingen, meent hij. ‘Al wat het neoliberalisme als problemen in de zijlijn beschouwde, rukt op naar het midden van ons leven.’
Samenleven als een jungle waarin iedereen zijn zin mag doen
“Het ontaarden van het vrijheidsdiscours in een egocentrische kreet heeft iets ontstellends. Het is bijna tragisch dat het vrijheidsideaal heeft geleid tot dit volstrekte weigeren van verantwoordelijkheid. Zonder dat deze mensen het beseffen, zetten ze de weldaden van de samenleving onder druk, verbranden ze de grond onder hun voeten als burgers, beschouwen ze samenleven niet langer als zorg dragen voor de ander, maar als een jungle waarin iedereen zijn zin mag doen.”
“De werkelijke problemen van vandaag zijn planetair, niet langer de zorg van één gemeenschap. Ze kunnen niet worden opgelost door identitair te denken, maar slechts door vormen van solidariteit om te denken, door nieuwe parameters vorm te geven en daaruit een nieuwe politiek te puren.”
De zijlijn is de nieuwe grondstroom aan het worden
“Het blijkt dat juist al diegenen die hun verdomde best moeten doen om mee te komen, de grondstroom vormen. Ook de onderste geledingen van de middenklasse hebben het veel moeilijker dan vroeger, de huizenmarkt is ontploft, jonge stellen vinden amper nog een woning in de hippere delen van de stad en zoeken de periferieop – zeg maar de zijlijn – om daar nog een betaalbare woning te vinden. Het wonderlijke is dat juist vaak daar, ver van het centrum, in de periferie van grote geldverslindende projecten en de tot grondstroom geproclameerde werkelijkheid, het nieuwe opbloeit en de concrete diversiteit wordt uitgeprobeerd. Kleine initiatieven van burgers die voor de eigen wijk gaan zorgen, die een nieuwe vorm van volkstuinieren uitvinden, die gedeeld vervoer organiseren, die de zorg voor de minder mobiele buren op zich nemen – het zijn initiatieven die men in onze grote steden steeds vaker ziet, en die de hiaten opvullen die in de samenleving zijn ontstaan. Daar, in de zijlijn van de grote economische machine, leren mensen opnieuw zich aan te passen. Terwijl de samenleving voortdendert volgens de neoliberale logica (die de logica van een voorbije wereldorde aan het worden is) zijn mensen bezig met wat inmiddels onze echte zorg zou moeten zijn – de zijlijn is de nieuwe grondstroom aan het worden.”
Besmette en vervuilde diversiteit
“In het fascinerende boek De paddenstoel aan het einde van de wereld vertelt de Amerikaanse antropologe Anna Lowenhaupt Tsing een bijzonder verhaal. Toen de schrijfster op een dag in de vervuilde, industriële bossen van Oregon dwaalde, trof ze er mensen uit Zuid-China en Zuid-Azië aan (meestal van het Mian-volk), op zoek naar een vreemd soort paddenstoel: de matsutake. Hij blijkt vooral te groeien op vervuilde gronden, – op braakterreinen, voormalige fabrieksgronden en dies meer. Deze stinkende zwam blijkt een van de meest exquise lekkernijen van de Japanse keuken te zijn, een paddenstoel die een geur afgeeft die wij westerlingen als een lijkenstank beschrijven. Waarom waren deze mensen hier, in deze Amerikaanse vervuilde bossen, op zoek naar deze zwam? Het bleek dat hij op de markt gemiddeld 90 dollar opbrengt, maar bij het begin van het seizoen, en geplukt op Japanse grond van dennenwouden, makkelijk tot 900 dollar kan gaan. Op die manier stuitte Lowenhaupt Tsing op een vreemde paradox: het nieuwe goud van de vervuilde planeet is een stinkende zwam, geplukt door arme sloebers die op zoek zijn naar levensonderhoud. Twee groepen van levende wezens vonden er elkaar – beiden behorend tot wat je de periferie van de economie zou kunnen noemen. Maar voor Lowenhaupt Tsing heeft dit profetische waarde. Het deed haar beseffen dat we moeten nadenken hoe te leven op wat zij noemt ‘de ruïnes van het kapitalisme’: een verstoorde wereldorde met onvoorzienbare economische effecten, een verstoorde aarde met planten die gedijen op de vuilnisbelt van onze industriële samenleving. Ze noemt het ‘besmette en vervuilde diversiteit’. De matsutake, zo leert ze ons, was het eerste levende wezen dat na de bom op Hiroshima opnieuw de kop opstak. De lekkernij die de matsutake voor een rijke Japanse elite vormt, wordt geplukt en gezocht door arme gelukzoekers op de vuilnisbelt van onze welvaart.
Deze geschiedenis werd voor haar het embleem van onze situatie: hoe zullen we overleven, met welke onbedoelde effecten, op een door en door vervuilde planeet? Wat en wie zullen van belang blijken, en wat plots bijkomstig? Wat is binnenkort zijlijn en wat grondstroom? Geen mens die het weet, maar dat we naar radicaal andere tijden evolueren, is zeker. Nee, in termen van sportieve prestaties hoeven we niet te denken als het over de problemen van vandaag gaat. Wel in termen van hertekende sociale netwerken en bedreigde minderheden, kaalgeslagen wouden, vuilnisbelten, opdrogende meren en verzurende oceanen. Ook al stribbelen de lobby’s van multinationals en de oude machtspolitiek nog tegen, de grote nieuwe problemen rukken vanuit de zijlijn op naar het midden van ons leven.”