Lee Perry (1936-2021)

De revolutionaire reggae-artiest en -producer Lee ‘Scratch’ Perry is op 85-jarige leeftijd overleden. Perry overleed in een ziekenhuis in Lucea, in het noorden van Jamaica. De muzikant was een grondlegger van de roots reggae en speelde nog samen met die andere reggae-legende, Bob Marley. Met zijn dub-producties was hij dan weer een grote invloed voor andere genres zoals hiphop en dance.

‘Het moet een wijs man zijn die in mijn huis kotst’

Met Lee ‘Scratch’ Perry (°1936) verdwijnt de invloedrijkste figuur in de reggae na Bob Marley. Als producer legde hij het fundament van diens latere carrière, en creëerde een wonderbaarlijk universum van extravagante dub, klassieke roots en spoken word. Karel Michiels schreef voor De Standaard een mooie hommage aan de Dubsetter.

We waren met een sportwagen in zes uur van Brussel naar Zürich gereden, waar Lee Perry de laatste 30 jaar van zijn leven gewoond heeft. De dolle rit en de ontmoeting met Scratch zelf, toen, begin jaren 90, al een levende legende, maakten zo‘n indruk op mij dat ik prompt moest overgeven. Mij uitputtend in verontschuldigingen, keerde ik terug van het toilet, waarna Perry de onsterfelijke woorden sprak: ‘It must be a wise man who comes and vomits in my place.’ Tegelijk grap, compliment en geruststelling. Mijn misselijkheid verdween terstond en even later begonnen we aan een marathoninterview dat tot diep in de nacht zou duren.

De eerste uren zagen en hoorden we Lee Perry zoals de buitenwereld hem kende: een soort orakelende sjamaan die in nagenoeg onverstaanbaar Jamaicaans patois zijn visie gaf op de wereld en zijn medemensen. De monoloog deed denken aan de hilarische teksten waarmee hij in de tweede, post-Jamaicaanse helft van zijn carrière als zelfbenoemde serious joker uitpakte voor experimentele dubproducers als Adrian Sherwood en The Orb. En voor het Belgische Pura Vida natuurlijk. Nergens kwamen de verbale en muzikale ideeën van Lee Perry beter tot hun recht dan in de Lost Ark-studio in Aalter, genoemd naar de legendarische Black Ark van Scratch zelf. Niemand die de authentieke sound van de jaren 70 daar zo getrouw wist te produceren, met vintage apparatuur, als Bregt De Boever. Dat schrijven we niet uit chauvinisme, Perry vond het zelf ook. Zeker nadat hij een paar keer had opgetreden met Pura Vida als backing band, en zijn grote hits van weleer live eindelijk klonken zoals zijn volgelingen al decennialang verwachtten.

Paul McCartney

Onder zijn eigen naam heeft Lee Perry buiten Jamaica nooit in de charts gestaan. Wel met The Upsetters, zijn vaste studioband: in 1969 was het instrumentale ‘Return of Django’ een van de eerste internationale reggaehits. Maar Scratch – a.k.a. The Upsetter, begonnen from scratch, gekomen om ons, en de muziekbusiness, van streek te maken, te upsetten – was ook het brein achter het succes van Max Romeo (‘War ina Babylon’, ‘Chase the devil’) en Junior Murvin (‘Police and thieves’). Met The Congos maakte hij een van de best verkochte reggaeplaten aller tijden.

Goeie songs, goeie zangers allemaal, maar het waren toch vooral de grensverleggende mix en productie van Lee Perry die het verschil maakten. Hij zat in zijn Black Ark-studio zelf achter de knoppen en toverde daar met bescheiden middelen (naast de mengtafel lagen flesjes, rammelaars, speelgoed en al wat hij kon gebruiken om effecten toe te voegen) een heel eigen dubuniversum tevoorschijn. Talloze artiesten namen er hun beste materiaal op. Tot vandaag verschijnen er nooit eerder uitgebrachte cuts, dubs en mixen van toen. Zelfs Paul McCartney, een grote bewonderaar van Scratch, stuurde hem ooit een paar demo’s toe. De nummers (ingezongen in Schotland) zijn later verschenen op de postuum verschenen cd Wide prairie van Linda McCartney. Simply Red en Terence Trent d’Arby lieten hun muziek mixen door Lee Perry, en zijn grootste fans waren misschien wel de Beastie Boys, die een heel magazine wijdden aan hun idool

In Jamaica zijn ze Scratch vreemd genoeg bijna vergeten. Daar komt hij hooguit nog eens ter sprake als het over Bob Marley gaat, met wie hij in de jaren 68 tot 71 een paar tientallen nummers opnam. Daaronder ook de oeruitvoeringen van enkele van Marleys bekendere songs uit de latere Island-platen: ‘Sun is shining’, ‘Kaya’, ‘Soul rebel’, ‘Concrete jungle’ … Of die originele versies beter zijn dan de gepolijste opnames voor Island is in reggaekringen altijd voorwerp van discussie geweest. Zeker als je weet dat Lee Perry maar over twee kanalen beschikte, en muzikanten hun takes nog samen moesten opnemen, liefst in één keer en als het even kon met de zang er meteen bij. Geen probleem voor de toenmalige Wailers (Bob Marley, Peter Tosh, Bunny Wailer), die met dit werk het fundament legden van hun carrière als soloartiest, en bij uitbreiding van de gouden jaren van de rootsreggae. De ritmesectie van The Upsetters, die de tracks inspeelden, bestond uit de broers Aston (drums) en Carlton (bas), die enkele jaren later de ruggengraat van Bob Marleys eigen band zouden vormen, ook The Wailers genoemd. Zouden we hen zonder Lee Perry ooit gekend hebben?

Karel Michiels in De Standaard