“De wolkenkrabber is een gebouwentype van de twintigste eeuw. En die eeuw is echt voorbij.”
De Standaard sprak met stedenbouwer Richard Sennett, naar aanleiding van zijn nieuwe boek ‘Stadsleven’.
‘Stadsleven is een pleidooi voor een open stad zonder harde grenzen die zorgen voor verdeeldheid. En ook voor een stad die kan veranderen en ruimte biedt aan onverwachte activiteiten. Zoals het negentiende-eeuwse Parijs, waar op de boulevards die baron Haussmann dwars door de oude, middeleeuwse stad liet aanleggen, onbedoeld terrasjes verschenen en het flaneren werd uitgevonden. Form follows function is het adagium van het modernisme, maar function follows form werkt veel beter.’
Toch begint in Nederland nu ook een ‘fallische competitie in hoogbouw’, zoals u de wereldwijde bouw van wolkenkrabbers noemt. Amsterdam wil zelfs een hele buurt bouwen van zo’n 25 woonnaalden met 5.500 woningen. Als reden wordt altijd gegeven dat dit de enige manier is om veel woningen op een beperkt stuk grond te krijgen.
‘Dat is een volstrekt onzinnig argument. We weten allang dat torens niet nodig zijn voor dichte bebouwing: Parijs binnen de ring heeft niet veel minder inwoners per hectare dan Manhattan. Er zijn ook al veel duurzamere alternatieven bekend voor torens. Het is bijvoorbeeld mogelijk om woningen zo op elkaar te stapelen dat er luchtstromingen ontstaan die als natuurlijke ventilatie kunnen dienen, zo weet ik uit mijn onderzoek aan de London School of Economics waar ik doceer. Terwijl torens in bijvoorbeeld Manhattan altijd zijn uitgerust met energieverslindende airconditioning, omdat je op de twintigste verdieping nooit een raam kunt open zetten. De tragedie van de huidige stedenbouw is dat er niet genoeg wordt geëxperimenteerd met complexiteit. Te veel stedenbouwers nemen voor hun plannen een bestaand model, van Le Corbusier of het centrum van Vancouver bijvoorbeeld, en variëren daar dan wat op.’
Ook dat hoogbouw ‘eigentijds’ is en dat een stad in de eenentwintigste eeuw alleen met een torenwijk internationaal meetelt, wordt in Amsterdam gebruikt als argument. Tegenstanders van de hoogbouwbuurt worden net als u weggezet als oude, conservatieve nostalgici.
‘Ik durf te wedden dat expats in Amsterdam vooral wonen in de grachtengordel en vergelijkbare dure buurten. Die komen naar Amsterdam voor de oude stad en niet voor een torenwijk die je overal op de wereld kunt zien. Ik vrees dat men zich niet lang na de voltooiing van de Amsterdamse torenwijk gaat afvragen: waarom hebben we die torens eigenlijk gebouwd? Torens zijn saai, niet duurzaam en ze zijn geen fijne buurt waar zich een community kan vormen. Niet ik lijd aan nostalgie, maar de planners en architecten die gebouwen bouwen met twintig, dertig verdiepingen, een lift in het midden en dichte gevels met airconditioning. De wolkenkrabber is een gebouwentype van de twintigste eeuw. En die eeuw is echt voorbij.’
‘Stadsleven’ is het laatste deel van een trilogie, waarvan De ambachtsman (2009) over ‘de mens als maker’ gaat en Samen (2012) over de samenwerking tussen mensen en bevolkingsgroepen. In ‘Stadsleven’ wisselt Sennett beschouwingen over negentiende-eeuwse en hedendaagse steden af met zijn persoonlijke ervaringen als stedenbouwkundige in de Verenigde Staten, Zuid-Amerika en China.