‘Vragen zijn niet onschuldig’, zegt Olivia Rutazibwa, op het strand naast de witgeschilderde pier van Southsea, in Portsmouth, waar ze ontwikkelingssamenwerking en Europese en internationale betrekkingen doceert. ‘Als ik met enthousiasme over Rwanda spreek, vragen mensen mij vaak meteen wat ik denk over president Paul Kagame, “want hij is toch een dictator?” Terwijl je nog zo veel andere vragen over Rwanda kunt stellen. Vragen worden vaak gebruikt om andere vragen uit de weg te gaan. Als je over racisme wilt praten, raak je vaak niet voorbij dat soort afleidingsmanoeuvres.’
Rutazibwa is geboren in Anderlecht en opgegroeid bij een pleeggezin in Merksem. Haar biologische ouders waren Franstalig en Rwandees, haar pleegouders Vlaams en blank. Ze leefde in – haar woorden – een ‘witte wereld’. Het viel haar niet eens op dat iedereen blank was. ‘Ik zei trots over mezelf dat ik vanbinnen wit was. Ik bedoelde dat ik normaal was.’ Dat dit problematisch is, heeft ze pas ingezien toen ze aan de universiteit zat. Vandaag, nog eens twintig jaar later, werkt ze aan een boek dat Het einde van de witte wereld zal heten.